English Artikel  

                 
René Van Someren

Bezuinigen = subsidiëren van overheidsfalen?


Wie vreet de schatkist leeg?

Geplaatst op: 26 juli, 2013

De aanhoudende economische laagconjunctuur, overheidstekorten en talloze bezuinigingsmaatregelen worden door velen als onlosmakelijke aspecten van één probleem voorgesteld. Dat is zeer ten onrechte. In tijden van geldschaarste komt het structurele onvermogen van ambtenaren en politici om deugdelijk financieel-economisch beleid te voeren beter aan het licht dan in tijden van grote economische bloei. Het structureel voeren van ondeugdelijk financieel-economisch beleid leidt tot overheidstekorten. Economische laagconjunctuur beperkt slechts de mogelijkheden om dit wanbeleid te verhullen. De overheid geeft te veel geld uit omdat zij ondoelmatig en onvoldoende doeltreffend functioneert. Voor de goede orde: de overheid bestaat uit ambtenaren en politici. Ambtenaren en politici geven te veel geld uit omdat zij ondoelmatig en onvoldoende doeltreffend functioneren.


De kostenpost Overheid is onevenredig hoog in relatie tot de maatschappelijke verplichtingen die zij heeft en in relatie tot haar mogelijkheden om die verplichtingen correct na te komen. In Nederland heeft bijna één derde van de totale beroepsbevolking (± 2,3 miljoen mensen) een dienstbetrekking bij de overheid, zorg of onderwijs.[1] Dat zijn 2,3 miljoen schatkistconsumenten. Indien wij eveneens rekening houden met gepensioneerden en andere uitkeringsgerechtigden, waaronder ongeveer 0,65 miljoen werklozen, dan blijkt dat een relatief klein aantal schatkistproducenten die schatkist moet vullen. De eindverantwoordelijkheid voor dergelijk beleid ligt bij de politiek. Voor een deel kunnen stemgerechtigden zich dit wanbeleid dus zelf aanrekenen, want blijkbaar hebben zij zelf de verkeerde personen op het 'pluche' getild. Echter, de wanverhouding tussen schatkistconsumenten en schatkistproducenten is niet louter een gevolg van politiek beleid, maar in belangrijke mate eveneens een direct gevolg van inefficiënte en onvoldoende effectieve bedrijfsvoering binnen de overheid. Zo zijn de afgelopen decennia binnen de Nederlandse overheid tal van automatiseringsmiddelen ingezet die de noodzaak van menselijk handelen sterk hebben gereduceerd. Het programma Andere Overheid, waarin velen - ambtenaren en niet-ambtenaren - uitstekend werk hebben verricht, is daar een voorbeeld van. Ten gevolge van dat programma, alsmede van het sneeuwbaleffect dat dit had op automatisering binnen de overheid als geheel, had het totale ambtenarenapparaat mogelijk met tientallen procenten kunnen worden verkleind omdat de arbeidsintensiviteit van overheidswerk significant was afgenomen. Desondanks is de overheid niet overeenkomstig geslonken.[2] Integendeel, in 2011 waren de Nederlandse overheidsuitgaven bijna 250 % van de overheidsuitgaven in 1987, terwijl de gemiddelde jaarlijkse inflatie in de tussenliggende periode slechts zo'n 2,1% bedroeg. In de periode liggend tussen 1986 en 2009 is er slechts één jaar geweest (1995) waarin de overheid niet méér uitgaf dan zij binnen kreeg. Het argument dat het huidige- en dreigende overheidstekort een gevolg is van de bankencrisis welke in 2008 intrad verliest aan kracht doordat de overheidsinkomsten in 2008 en in de jaren na 2008 miljarden euro’s hoger waren dan tijdens alle jaren voorafgaand aan 2008. Ook binnen de zorg en het onderwijs zijn drastische efficiëntieverliezen duidelijk zichtbaar. Zo was enkele decennia geleden binnen een typische basisschool de verhouding tussen ondersteunend personeel en onderwijzend personeel 1:6, bijvoorbeeld ingevuld door één conciërge en zes leerkrachten, waarbij het hoofd van de school les gaf aan het hoogste leerjaar. Die verhouding is inmiddels drastisch gewijzigd, zodanig dat in sommige onderwijsinstellingen alleen al de managementlaag meer personeelsleden herbergt dan het totaal van het onderwijzend personeel. Het zou duidelijk moeten zijn dat met ‘oplossingen’, zoals belastingverhoging en andere vormen van lastenverzwaring, dergelijk wanbeleid wordt beloond en aangemoedigd. Ambtenaren en politici geven te veel geld uit omdat zij ondoelmatig en onvoldoende doeltreffend functioneren. Wanneer men tekorten laat aanvullen door belastingbetalers, of door bezuinigingen op andere zaken dan op het functioneren van ambtenaren en politici, dan nemen de problemen toe en niet af.

Kenmerkend voor overheden, inclusief de Nederlandse overheid, is dat zij voortdurend plegen problemen te identificeren en aan te pakken op (variaties van) dezelfde wijze, met inzet van dezelfde middelen en van dezelfde expertise en dat men verwacht dat daaruit op wonderbaarlijke wijze volkomen nieuwe oplossingen voortkomen. Die verwachting is nog nooit uitgekomen en het is niet aannemelijk dat dit ooit het geval zal zijn. Voor echte, duurzame oplossingen moeten de probleemidentificatie en -aanpak wezenlijk anders zijn. Dat de overheid zich voor afname van haar tekorten voornamelijk richt op het doen toenemen van inkomsten is karakteristiek voor politici en dat de overheid ten aanzien van bezuinigingen voornamelijk kijkt naar andere partijen dan zichzelf is karakteristiek voor ambtenaren. Dat is jammer. Wat dat laatste aangaat is dat voornamelijk jammer omdat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het ambtelijke apparaat momenteel kansen heeft om veel kosten te besparen, zonder afbreuk aan haar nakoming van haar maatschappelijke verplichtingen. Het is niet ondenkbaar dat die structurele kostenbesparing zodanig omvangrijk kan zijn dat iedere beoogde, en inmiddels genomen, bezuinigingsmaatregel, volledig overbodig zal zijn.

De cultuur en gebruiken binnen de overheid en semi-overheid vormen enorme drempels voor het ambtenarenapparaat om in de wijze waarop zij functioneert ineffectiviteit en inefficiëntie te erkennen en om voldoende bereid te zijn om die weg te nemen. Ambtenaren hebben zich bereid getoond om afscheid te nemen van diverse externen en van tijdelijk personeel en zij zijn wat terughoudender geweest in het toelaten van nieuwe ambtenaren tot hun gelederen. Echter, tot significante zelfkritiek en zelfreflectie en brede acceptatie van de daaruit voortvloeiende feiten is het nauwelijks gekomen. In de periode tussen 2005 en 2011 steeg in Nederland alleen al de jaarlijkse overheidsconsumptie met € 4,3 miljard. In dat licht beschouwd verschraalt de ambitie in het kader van een “kleinere overheid” om de komende jaren voor de overheid een uitgavencorrectie aan te brengen van ongeveer € 6 miljard. Significante efficiëntievoordelen blijven hierdoor mogelijk onbenut en daadwerkelijke, structurele oplossing van problemen lijkt opnieuw vermeden te worden.

Experts vormen binnen de overheid een zeer kleine minderheid, en zeker ten aanzien van de onderhavige problematiek. Bovendien krijgt expertise pas waarde bij correcte aanwending en is de ene expert de andere niet. Enkele jaren geleden is aan een klein groepje jonge, Nederlandse ambtenaren gevraagd wat, naar hun mening, de overheid tot aantrekkelijke werkgever zou maken. Van hun antwoord: “Als ik zelf mag bepalen waar, wanneer, hoe en met wie ik kan werken”, kan men vinden wat men wil. Echter, dat dit antwoord in belangrijke mate de basis vormde van de Nederlandse Vernieuwing Rijksdienst is even beschamend als typerend voor veel ambtenaren (uitzonderingen daarop zullen ongetwijfeld die regel bevestigen). Dat de BZK-werkgroep die daar vorm aan moest geven bestond uit ambtenaren, zoals een cipier die bij hoog en laag beweerde dat ook zij deels thuis moet kunnen werken, is nog minder belachelijk en triest dan dat zoveel ambtenaren, inclusief managers, dat zo serieus hebben genomen en daar zo veel gemeenschapsgeld aan hebben verkwist. Het voorgaande lijkt karakteristiek voor de wijze waarop expertise binnen de overheid pleegt te worden aangewend.

Correcte aanpassing van de bedrijfsvoering binnen de overheid kan leiden tot besparingen welke veel bezuinigingsmaatregelen overbodig maken, zonder afbreuk te doen aan het nakomen van de maatschappelijke verplichtingen van de overheid. Vrijmaken van die latentie biedt geen oplossing voor de structurele overspendering waar politici (en dus ook stemgerechtigden) verantwoordelijk voor zijn. Wel zal het er toe leiden dat de uitgaven ten behoeve van bedrijfsvoering van de overheid de noodzakelijke kosten van die bedrijfsvoering aanzienlijk dichter zullen naderen. De gelden die daardoor vrij komen kunnen worden benut om de huidige overheidsschulden terug te dringen en -tekorten teniet te doen.


[1] Bron: CBS
[2] De gemiddelde productiviteit van ambtenaren is dus aanzienlijk afgenomen.


Citaatsuggestie:
Van Someren, R., Bezuinigen = subsidiëren van overheidsfalen?, http://www.vansomeren.com/nl/article/130726.htm
                    



Telefoon: +31 (0)6 3300 4094      E-mail: info@vansomeren.com